Veurne , waar de stad nu is opgetrokken, was vroeger een zoutwinningsgebied.
Al in de 9de eeuw was Veurne een vestingstad, die in de 14de eeuw werd omwald. Vauban legde versterkingen aan, die door keizer Jozef II in 1783 werden ontmanteld.
De deels gotische gebouwen staan rond de Grote Markt en dateren uit de 13e eeuw, toen de lakenhandel Veurne, zoals zovele andere Vlaamse steden, rijkdom bracht. De 17de eeuwse gebouwen in regionale renaissancestijl werden opgetrokken in de Spaanse periode. Op 17 juli 1831 mocht Veurne als eerste Belgische stad de toekomstige vorst, Koning Leopold I, verwelkomen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was in de stad het hoofdkwartier van het Belgisch leger gevestigd. In 1906 verbleef de Duitse dichter Rainer Maria Rilke in Veurne.
De gemeente Veurne bestaat uit 11 deelgemeenten. Veurne zelf is de grootste kern en telt veruit de meeste inwoners. De andere deelgemeenten zijn kleine polderdorpjes; dit zijn Avekapelle, Booitshoeke, Bulskamp, De Moeren, Eggewaartskapelle, Houtem, Steenkerke, Vinkem, Wulveringem en Zoutenaaie.
In 1971 werden de gemeenten Avekapelle, Booitshoeke, Bulskamp, Eggewaartskapelle, Steenkerke, en Zoutenaaie bij Veurne gevoegd. In datzelfde jaar werd De Moeren bij de toen nog steeds zelfstandig gemeente Houtem gevoegd en werden de tweelingdorpen Vinkem en Wulveringem samen de nieuwe gemeente Beauvoorde. In 1977 werden die vier voormalige gemeenten uiteindelijk ook bij Veurne aangehecht.